Wanneer inspecteert de GGD de kinderopvang?

De toezichthouder van de GGD voert vijf soorten onderzoek (inspecties) uit. Deze onderzoeken worden op verschillende momenten met een verschillend doel uitgevoerd. Per type onderzoek staat beschreven wanneer er betrokkenheid van ouders en/of de oudercommissie mogelijk, wenselijk of noodzakelijk is.

Ouders en andere betrokkenen kunnen invloed uitoefenen op het soort inspectie, de frequentie en de intensiteit van de inspectie.

Stroomschema_DEF

Verschillende soorten inspecties / onderzoek

Tijdens een inspectie wordt onderzocht of de kinderopvang aan de Wet kinderopvang voldoet. Daarom wordt een inspectie 'onderzoek' genoemd. Er zijn vijf soorten onderzoek:

Klik op de tekst voor meer informatie

  1. Onderzoek voor registratie - voor de opvanglocatie open gaat / start
  2. Onderzoek na registratie - om te controleren of de opvang goed is gestart
  3. Jaarlijks onderzoek - onaangekondigd, reguliere controle
  4. Nader onderzoek - wanneer bij een vorig onderzoek niet alles op orde was
  5. Incidenteel onderzoek - n.a.v. zorgen of signalen

In dit stroomschema ziet u hoe deze onderzoeken zich tot elkaar verhouden.
Wanneer de toezichthouder (een) tekortkoming(en) heeft geconstateerd, kan hij/zij de houder een herstelaanbod doen. Of de gemeente adviseren over te gaan tot handhaving en (een) sanctie(s) op te leggen.

1. Onderzoek voor registratie

Nieuwe locatie
Voordat een (nieuwe) opvanglocatie open mag wordt het 'onderzoek voor registratie uitgevoerd'. De toezichthouder van de GGD (de inspecteur) onderzoekt of de opvanglocatie zich (naar verwachting) gaat houden aan de eisen uit de Wet kinderopvang. Wanneer de gemeente mede op grond van dit onderzoek heeft besloten dat exploitatie is toegestaan (de kinderopvang mag open/gastouder mag starten), wordt de kinderopvangvoorziening geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK).

Verhuizing of overname
Behalve bij het openen van een nieuw kindercentrum, voert de GGD ook een onderzoek voor registratie uit wanneer een bestaande locatie/gastouder gaat verhuizen naar een ander adres. Of wanneer een nieuwe houder/gastouderbureau de opvanglocatie overneemt. Bij een verhuizing zal de GGD inspecteur zich meer richten op de beoordeling van de nieuwe accommodatie. Bij een overname door een nieuwe houder zal de inspecteur zich meer richten op de beleidsdocumenten t.a.v. pedagogische kwaliteit, personeel, veiligheid en gezondheid.

Streng aan de Poort
Sinds 2017 werken GGD’en met de werkwijze ‘Streng aan de Poort’. Dit betekent dat bij het onderzoek voor registratie de locatie intensief wordt onderzocht: meer dan daarvoor controleert de GGD het te voeren beleid van de houder in het nieuwe kindercentrum/gastouderbureau. Het idee erachter is dat door een strengere inspectie vóór de start van een kindercentrum alleen potentiële houders die over voldoende kennis en kunde beschikken, in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) komen en kunnen starten met opvang. Het onderzoek is breed en betreft niet alleen de nieuwe voorziening. De GGD kijkt bij de beoordeling ook naar de naleving van kwaliteitseisen bij eventueel andere kindercentra die dezelfde houder eerder heeft geopend.

Rol ouder(commissie)s
Bij het onderzoek voor registratie van een nieuwe locatie is er meestal nog geen oc aangesteld. Bij een verhuizing of een nieuw te openen locatie door dezelfde houder kan een oc of ouder van een bestaande locatie al bepaalde zorgen hebben. Het is dan wel degelijk van belang dat u deze signalen aan de GGD doorgeeft. De toezichthouder van de GGD kan dan extra alert zijn bij het onderzoek dat bepaalt of de nieuwe locatie open mag gaan.

2. Onderzoek na registratie

Binnen drie maanden nadat een opvanglocatie open is gegaan vindt het 'onderzoek na registratie' plaats. De toezichthouder van de GGD onderzoekt of de opvanglocatie – nu er daadwerkelijk kinderen worden opgevangen – voldoet aan alle kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang. Zowel de eerder beoordeelde kwaliteitseisen als de praktijk komen aan bod bij dit onderzoek. Eén uitzondering hierop is mogelijk: het reglement voor de oudercommissie moet (pas) binnen zes maanden na registratie vastgesteld zijn. Meer over de oudercommissie.

Het onderzoek ná registratie is bijna gelijk aan het jaarlijkse onderzoek door de GGD. Alleen worden nu nog álle items uit de zes inspectiedomeinen geïnspecteerd omdat de locatie nog geen risicoprofiel toegekend heeft gekregen. Wanneer de kwaliteitseisen niet of onvoldoende worden nageleefd, kan de GGD de gemeente adviseren om over te gaan tot handhaving. Na het onderzoek na registratie krijgt het kindercentrum of gastouderbureau jaarlijks een onderzoek. Welke items op dat moment wel of niet geïnspecteerd worden is afhankelijk van het risicoprofiel van de locatie.

Rol ouder(commissie)s
Binnen zes maanden na de registratie moet de kinderopvangondernemer een oudercommissie hebben ingesteld. Ook moet er een oudercommissiereglement zijn. Het onderzoek na registratie vindt binnen drie maanden na de start plaats. Als de kinderopvangorganisatie in die periode onvoldoende actie heeft ondernomen om binnen zes maanden tot een oudercommissie en/of reglement te kunnen komen, geef dit dan aan bij de GGD. De inspecteur kan dit dan meenemen als extra aandachtspunt in het onderzoek na registratie of het volgende onderzoek.

3. Jaarlijks onderzoek

Alle kinderdagverblijven, buitenschoolse opvanglocaties en gastouderbureaus worden jaarlijks en onaangekondigd geïnspecteerd. De toezichthouder van de GGD (de inspecteur) onderzoekt of de opvanglocatie voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving zoals het Besluit Kwaliteit Kinderopvang. Als een kinderopvanglocatie goed functioneert is dit, na de registratie en met uitzondering van wijzigingen daarin, in principe ook het enige inspectieonderzoek waar de opvang mee te maken krijgt. Als de opvang niet of minder goed functioneert kan er een herstelaanbod en/of nader onderzoek worden gedaan.

Rol ouder(commissie)s
Tijdens het jaarlijkse onderzoek kan de GGD het ouderrecht controleren. Soms krijgt de oc dan een vragenlijst per e-mail of wordt er telefonisch contact gezocht. Er is een vragenlijst voor de oc van een kinderdagverblijf/bso (kindercentrum) en een vragenlijst voor de oc van een gastouderbureau. Van elk onderzoek (elke inspectie) wordt een inspectierapport gemaakt. Het inspectierapport moet de houder met de oudercommissie bespreken.

Tip: zet 'GGD zaken' als vast onderdeel op de agenda van de oc vergaderingen. Zo check je of er inspecties hebben plaatsgevonden en of er al dan niet een herstelaanbod is gedaan.

4. Nader onderzoek

Wanneer de toezichthouder tijdens een inspectie tekortkomingen of overtredingen heeft vastgesteld, kan een nader onderzoek volgen. Bij dit nader onderzoek bekijkt de toezichthouder onder meer of de tekortkoming of overtreding is hersteld. Een nader onderzoek kan zowel na geconstateerde overtredingen bij het jaarlijkse, als bij een incidenteel inspectieonderzoek plaatsvinden. Niet alle overtredingen zijn reden om een nader onderzoek uit te voeren. Dit verschilt per gemeente en staat beschreven in hun gemeentelijk handhavingsbeleid. Meer over handhaving en sancties.

Rol ouder(commissie)s
Als oudercommissie is het belangrijk om te weten of er nader onderzoek wordt/is gedaan en wat daarvan de uitkomst is. De GGD een vast onderdeel op de agenda maken kan de drempel verlagen om dit onderdeel te bespreken. Oudercommissies en ouders hebben een belangrijke signalerende rol: juist op het onderdeel waarop nader onderzoek wordt gedaan is het belangrijk om de GGD over de dagelijkse gang van zaken te informeren.  

5. Incidenteel onderzoek

Een incidenteel onderzoek vindt éénmalig plaats, bijvoorbeeld na een signaal of klacht van ouders, werknemers of buurtbewoners. De GGD moet eerst schriftelijk toestemming krijgen van de gemeente om incidenteel onderzoek te doen. Afhankelijk van de urgentie en aard van de melding of klacht kan dit onderzoek onaangekondigd worden uitgevoerd. De uitkomst van een dergelijk onderzoek zal door de GGD via een inspectierapport zowel aan de gemeente als aan de direct betrokkene(n) (houder en/of klager) meegedeeld worden.

Een incidenteel onderzoek vindt ook plaats wanneer een kinderopvanglocatie iets wil wijzigen in het Landelijk Register Kinderopvang, bijvoorbeeld een verzoek tot uitbreiding van het maximum aantal kinderen dat kan worden opgevangen (aantal kindplaatsen).

Rol ouder(commissie)s
Het is altijd belangrijk om zaken waarover je je zorgen maakt te melden bij de GGD. Dat kunnen individuele ouders en de oudercommissie doen. Bij een opeenstapeling van (diverse of soortgelijke) signalen van meerdere ouders en/of bij ernstige zorgen kan de GGD zelfs, na akkoord van de gemeente (de opdrachtgever van de GGD), een (extra) inspectie uit voeren, onmiddellijk of op korte termijn.

Herstelaanbod

Wanneer de toezichthouder (een) tekortkoming(en) heeft geconstateerd, kan hij/zij de houder een herstelaanbod aanbieden. Houders hebben geen recht op een herstelaanbod; het is een mogelijkheid die de toezichthouder in kan zetten voor een snel herstel van de tekortkoming(en). De mogelijkheid tot het bieden van een herstelaanbod is gebaseerd op afspraken tussen de GGD en de gemeente waar de betreffende kinderopvanglocatie gehuisvest is. De toezichthouder bespreekt met de houder welke verbetermaatregelen binnen welke termijn doorgevoerd moeten worden om de kwaliteit te herstellen. De afweging om wel of niet een herstelaanbod te bieden en binnen welke termijn(en), ligt volledig bij de toezichthouder.

Hersteltermijn
De termijn voor herstel van de overtredingen is maximaal vier weken. De daadwerkelijke termijn die de toezichthouder vaststelt is afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding en de tijd waarbinnen de maatregelen genomen kunnen worden. Als de directe veiligheid, gezondheid of het welbevinden van de kinderen in het geding is, moet de houder snel maatregelen nemen.

Na verloop van de afgesproken periode geeft de toezichthouder opnieuw een oordeel over de overtreding(en). In het inspectierapport beschrijft de toezichthouder voor welke tekortkoming(en) herstelaanbod is aangeboden en wat hiervan de uitkomst was.

Geen herstelaanbod
De toezichthouder doet géén herstelaanbod als er sprake is van overtredingen waarbij de directe veiligheid of gezondheid in het geding is en de houder dit mogelijk niet uit eigen beweging kan of gaat herstellen. Direct ingrijpen door de gemeente is dan noodzakelijk. Ook als de houder eerder al in de gelegenheid is gesteld om dezelfde of vergelijkbare overtredingen op te heffen of een overtreding niet (binnen de hersteltermijn) te herstellen is, wordt er geen herstelaanbod gedaan.

Welke instanties spelen een rol bij toezicht & handhaving in de kinderopvang?

Terug naar de overzichtspagina Toezicht & Handhaving in de kinderopvang