Kinderopvangtoeslag als u niet werkt
In sommige gevallen kunt u in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag als u niet werkt. Bijvoorbeeld wanneer u studeert, een verplichte inburgeringscursus of een re-integratietraject volgt. Meer informatie hierover vindt u op de website van Belastingdienst/Toeslagen.
Sociaal Medische Indicatie (SMI)
Heeft u kinderopvang nodig om sociale of medische redenen (bijvoorbeeld omdat een van de ouders door een handicap of ziekte niet in staat is zelf voor het (de) kind(eren) te zorgen) maar krijgt u geen kinderopvangtoeslag, omdat u niet aan de voorwaarden voldoet? Voor deze situaties hebben gemeenten een speciaal budget om bij te dragen aan de kosten voor kinderopvang. Voor meer informatie en de voorwaarden voor deze bijdrage kunt u bij uw gemeente terecht.
Wlz-indicatie (Wet langdurige zorg)
Vanaf 2021 kunt u ook kinderopvangtoeslag krijgen als u of uw partner niet werkt, maar een permanente indicatie heeft op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De andere ouder moet dan wel werken, studeren, een traject naar werk of een inburgeringstraject volgen. Neem contact op met de BelastingTelefoon als u in deze situatie zit.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten roept gemeenten op om ouders met een tijdelijke Wlz-indicatie te ondersteunen d.m.v. SMI totdat zij ook recht krijgen op kinderopvangtoeslag (op 1 januari 2023).
Na ontslag
In geval van ontslag heeft u nog drie maanden recht op kinderopvangtoeslag, volgens de uren van uw oude werkcontract. Als ZZP-er dient u uw gewerkte uren aannemelijk te kunnen maken, bijvoorbeeld door het bijhouden van een urenadministratie. Deze uren hoeft u niet binnen drie maanden op te maken. De opvanguren die u nog niet gebruikt hebt mag u opmaken tot het eind van het jaar. Daarna vervalt het recht op toeslag. Zie ook de uitleg en rekenvoorbeeld over dit zogenaamde bufferen op de website van de Belastingdienst.