Uitspraken Geschillencommissie

Tijdelijke gedeeltelijke groepssluiting i.v.m. personeelstekort is geen overmacht; ondernemer moet schadevergoeding aan ouders betalen

Op deze pagina staat alle informatie over de personeelstekorten in de kinderopvang en de financiële en praktische gevolgen daarvan voor ouders.

Onderwerp van geschil (zaaknummer 165774/168227)

Ouders hebben eind september 2021 een overeenkomst met de ondernemer gesloten voor dagopvang voor drie dagen in de week voor één kind. De opvang is op 1 december gestart. Vlak daarna, half december, ontvingen ouders een brief van de opvangorganisatie waarin werd medegedeeld dat de groep van hun kind gedeeltelijk gesloten zou worden vanwege personeelstekort. Deze sluiting zou in ieder geval voortduren tot half maart 2022. Als gevolg hiervan hebben ouders extra verlofdagen moeten opnemen. Zij verzoeken om een schadevergoeding.

 

Standpunt van ouders (consument)

Ouders vinden dat de opvangondernemer tekortgekomen is in de nakoming van hun overeenkomst en verzoeken een schadevergoeding. Zij verwijten de ondernemer dat hij onvoldoende open en eerlijk is geweest voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. De omstandigheden die de ondernemer aandraagt voor het sluiten van de groep van zijn zoon, waren volgens hen al bekend vóórdat de consument de overeenkomst met de ondernemer aanging. De ondernemers heeft namelijk in oktober een brandbrief gestuurd naar de minister. Desondanks heeft de ondernemer ervoor gekozen om een overeenkomst te sluiten waarin werd overeengekomen het kind van ouders per 1 december 2021 op te vangen. Als de ondernemer daarover eind september 2021 direct helder was geweest in de communicatie naar ouders toe, dan hadden zij een weloverwogen besluit kunnen nemen en kunnen kiezen voor een andere opvangorganisatie. Daarnaast vinden ouders dat de ondernemer zich onvoldoende heeft ingespannen om de opvang te kunnen continueren in plaats van de groep te sluiten.

Standpunt van opvangorganisatie (ondernemer)

De ondernemer is van mening dat zij een beroep kan doen op overmacht. Vanaf begin november 2021 wordt er een plaatsingsstop gehanteerd op de locatie waar het kind van de ouders wordt opgevangen. Eind september, op het moment dat ouders de opvangovereenkomst hebben ondertekend, was er sprake van een stabiele personeelsbezetting binnen het team en continuïteit op de locatie. Begin november heeft een aantal medewerkers hun arbeidsovereenkomst opgezegd. Ondanks dat er op dat moment al geen nieuwe opvangcontracten werden aangegaan, kwam het vanaf eind 2021 meerdere malen voor dat er onvoldoende personeel beschikbaar was. Vandaar dat de ondernemer heeft besloten om meerdere groepen, waaronder de groep van het kind van de ouders, deels te sluiten.

Beoordeling geschil

De overweging van de Geschillencommissie is als volgt:

 “Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de consument recht op vergoeding van de door hem geleden schade, indien deze het gevolg is van een tekortkoming van de ondernemer in de uitvoering van de overeenkomst, tenzij deze tekortkoming niet aan de ondernemer kan worden toegerekend. De commissie stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat de ondernemer is tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst. In geschil is of die tekortkoming aan de ondernemer kan worden toegerekend of niet.

De ondernemer beroept zich op overmacht. Voor een geslaagd beroep op overmacht is op grond van artikel 6:75 BW nodig dat de tekortkoming niet te wijten is aan schuld van de ondernemer en dat deze noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. De commissie is van oordeel dat door de ondernemer – op wie de bewijslast ten aanzien van de aanwezigheid van overmacht rust – onvoldoende is gesteld en onderbouwd om een dergelijke conclusie te kunnen trekken. De commissie overweegt hiertoe als volgt:

De ondernemer onderbouwt zijn beroep op overmacht voornamelijk door te verwijzen naar de huidige krapte op de arbeidsmarkt, omdat het voor de gehele branche lastig is om voldoende personeel te vinden en te behouden. Een tekort aan (geschikt) personeel is blijkens de jurisprudentie geen uitzonderlijke omstandigheid die buiten de invloedssfeer van de onderneming ligt. De ondernemer die zich beroept op overmacht, moet kunnen aantonen dat sprake is van zodanige uitzonderlijke omstandigheden dat de tekortkoming de ondernemer niet kan worden toegerekend.

Dat leidt de commissie tot de vraag of in dit geval sprake is van zodanig uitzonderlijke omstandigheden. [Gevolgd door overwegingen van de Geschillencommissie over de gang van zaken omtrent personeel bij betreffende ondernemer.]

Deze gehele gang van zaken leidt de commissie tot de conclusie dat in casu geen sprake is van zodanig zwaarwegende omstandigheden dat het personeelstekort niet aan de ondernemer kan worden toegerekend. Dit klemt temeer nu de ondernemer een grote speler op de markt is: hij biedt opvang op 500 locaties, waaronder meerdere in de regio [plaatsnaam]. Daarmee treft het beroep op overmacht geen doel. De commissie is dan ook van oordeel dat er sprake is van verwijtbaarheid en dat de tekortkoming krachtens de verkeersopvattingen voor rekening van de ondernemer dient te komen in de zin van artikel 6:75 BW.”

Ten aanzien van de schadevergoeding die ouders vorderen oordeelt de Geschillencommissie het volgende:

“Consument vordert een schadevergoeding van € xx,xx onder verwijzing naar de loonstroken van zijn partner. De commissie acht het voor de vergoeding van de schade niet passend om aan te sluiten bij het uurloon van zijn partner en zal aansluiten bij het bedrag dat de consument zou hebben moeten betalen als hij elders opvang had afgenomen, tegen een bedrag van € 9,35 per uur (zijnde het bedrag dat hij ook nu voor opvang verschuldigd was). Aangezien het om zes dagen gaat, komt de commissie daarmee uit op een bedrag van € 617,10 (opvangdag van 11 uur x € 9,35 per uur x 6 dagen). De commissie zal de ondernemer veroordelen tot vergoeding van dat bedrag.”