Toelichting op wijzigingen wet- en regelgeving kinderopvang

Nieuwe voorwaarden bij ruimere inzet beroepskracht in opleiding tot 1 juli 2026.

Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verlengt de mogelijkheid om meer beroepskrachten in opleiding formatief* in te zetten. Er is hierbij een nieuwe voorwaarde aan toegevoegd. Vanwege het personeelstekort mag nu maximaal 50 procent van de bezetting op een kindercentrum bestaan uit beroepskrachten in opleiding. Dit was eerder maximaal 33 procent. Dit laatste geldt nog wel voor de inzet van stagiairs.

Nieuwe voorwaarde
Om beroepskrachten in opleiding formatief te mogen inzetten, gaat een nieuwe voorwaarde gelden. De beroepskracht in opleiding, de praktijkbegeleider en de opleidingsbegeleider moeten vooraf instemmen met het begeleidingsplan. Daarmee wil de minister ervoor zorgen dat houders goed nadenken over een verantwoorde inzet van beroepskrachten in opleiding. Deze voorwaarde gaat in op 1 juli 2024.

Het ministerie heeft de belangrijkste punten in een factsheet verwerkt.

De minister geeft meer uitleg en informatie in deze Kamerbrief over kwaliteit en veiligheid in de kinderopvang.

*Met formatief wordt bedoeld dat een beroepskracht (in opleiding) meetelt in de beroepskracht kind ratio (BKR). Deze ratio kan berekend worden op 1ratio.nl.

Aanpassingen in de taaleis Nederlands per 1 januari 2025

Een taaleis voor medewerkers in de kinderopvang is belangrijk voor de taalontwikkeling van kinderen. Met een rijke taalomgeving wordt de ontwikkeling gestimuleerd en worden de kansen voor kwetsbare kinderen vergroot. 

Omdat voor sommige pedagogisch professionals en studenten het gevraagde taalniveau 3F lastig te halen is, zijn er  uitzonderingen gemaakt die deze druk moeten verlagen.

  1. Uitzondering buitenschoolse opvang (bso)

Beroepskrachten in de buitenschoolse opvang hoeven niet te voldoen aan de taaleis op taalniveau 3F. Voor hen wordt het minimale taalniveau 2F. Voor beroepskrachten in de dagopvang blijft de taaleis IKK van kracht op taalniveau 3F voor de mondelinge taalvaardigheid.

  1. Uitzondering op basis van leeftijd

Beroepskrachten die 60 jaar of ouder zijn op het moment dat de taaleis ingaat, krijgen drie jaar langer de tijd om aan de taaleis te voldoen. Als zij binnen drie jaar met pensioen gaan, hoeven ze niet te voldoen aan de taaleis IKK. In alle andere gevallen krijgen zij tot 1 januari 2028 om aan de taaleis IKK te voldoen.

  1. Uitzondering niet-Nederlandstalige beroepskrachten

Beroepskrachten die met de kinderen uitsluitend een andere taal spreken dan Nederlands, hoeven niet te voldoen aan de taaleis IKK. Het uitgangspunt blijft dat pedagogisch professionals de taal die zij met de kinderen spreken mondeling goed beheersen. Daarom geldt bijvoorbeeld voor de meertalige kinderopvang al een taaleis in de Duitse, Engelse of Franse taal.

De gehele regeling met toelichting is hier na te lezen.

Kinderen komen tot goede taalontwikkeling met gesprekken van goede kwaliteit. Met interacties leren ze relaties aangaan en worden ze gestimuleerd om na te denken en te ontdekken. BOinK blijft aandacht vragen om ook voor de bso in te zetten op een taalrijke omgeving. Op de naschoolse opvang is het belangrijk dat kinderen tijdens activiteiten en spel een rijke taalomgeving aangeboden krijgen waar ze hun woordenschat kunnen ontwikkelen. De taalontwikkeling blijft na school namelijk doorgaan. 

Meer weten over de ontwikkeling van taal bij kinderen? Ondek het via de volgende links:

Kentalis

Stichting lezen en schrijven

Kind en Taal van het NJI

Terug naar het nieuwsartikel 'Wijzigingen wet- en regelgeving kinderopvang' op de home page