Blog | Hardnekkig wegkijken

Gjalt Jellesma (voorzitter BOinK) Dit artikel is met toestemming van de redactie overgenomen uit Management Kinderopvang, nr. 2

Kansenongelijkheid in Nederland staat hoog op de agenda. Ook in 2004 constateerde het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) dat een behoorlijk groot deel van Nederland financieel er maar bekaaid vanaf komt. Zorgelijk is dat nu anno 2023 blijkt dat die kloof nog steeds even groot is. Er is wel een groot verschil: inmiddels blijkt kansenongelijkheid eigenlijk een containerbegrip te zijn. Het SCP onderscheidt maar liefst 7 sociale klassen en daarmee wordt Nederland nu opeens ook een klassenmaatschappij.

Het gaat om meer dan alleen financiën. Ook andere kenmerken bepalen sterk hoeveel kansen je in Nederland krijgt. Uit buitenlandse lessen blijkt hoezeer de voorschoolse periode kan bijdrage aan het zoveel mogelijk verkleinen van de kansenongelijkheid; jammer genoeg krijgen die in Nederland geen voet aan de grond.

Taalachterstand is niet alleen een grote handicap bij het op succesvolle wijze volgen van onderwijs maar ook op tal van andere plaatsen is een goede beheersing van de Nederlandse taal een belangrijke voorwaarde om mee te kunnen doen. Eigenlijk spreken we in Nederland wat dat betreft over een dubbele handicap. De geringe aandacht voor het belang van de voorschoolse periode is zeer nadelig voor die kinderen die opgroeien met kansenongelijkheid. Dat wij in tegenstelling tot vergelijkbare landen, deze kinderen al met 4 jaar naar school sturen, is voor deze groep nog eens extra nadelig.

Het blijft al jaren angstvallig stil waar het gaat om de vraag of voorschoolse educatie in de vorm van spelend leren niet moet doorlopen tot de leeftijd van 6 jaar. Want er zijn sterke aanwijzingen dat met name voor kinderen die starten met een achterstand het te vroeg inzetten van de cognitieve periode een directe belemmering vormt voor het inhalen van hun individuele achterstand. Terwijl er een breed gedeelde zorg  is over kansenongelijkheid, wordt er met een grote boog om deze belangrijke vraag heen gelopen. Dit belooft weinig goeds.

Waar het gaat om de vorm en toegankelijkheid van de voorschoolse periode is er vooral sprake van ideologisch getetter. Dat er een aanbod moet zijn voor kinderen met een achterstand wordt nog wel breed gedeeld. Maar dat het aanbod in de voorschoolse periode overal en voor ieder kind toegankelijk moet zijn in plaats van zogenaamde aparte VVE-programma’s, is nog bepaald geen uitgemaakte zaak. Terwijl landen om ons heen - waar vaak naar verwezen wordt als het gaat om de effectiviteit van voorschoolse educatie - gewoon een breed aanbod hebben dat voor ieder kind toegankelijk is.

Alleen maar roepen dat kinderopvang op moet gaan in IKC’s, lees onderwijs, gaat de oplossing niet brengen. Sterker nog het is een symptoom van het hardnekkig wegkijken waar het gaat om de onacceptabele daling van het niveau van het taal en rekenonderwijs in Nederland. Dat de sociale klasse waar de beleidsmakers uit voortkomen hier niet door gehinderd wordt, kan hiervoor een verklaring zijn. Maar de uitwerking is duidelijk. Samen met de (financiële) vormgeving van de voorgenomen stelselherziening zorgt het er voor dat de kansenongelijkheid in Nederland de komende jaren nog steeds stevig de wind in de rug heeft.

Meer blogs