Reactie BOinK - Internetconsultatie niet-indexeren maximum uurprijs 2026

In deze reactie onderbouwen wij dat het in 2026 niet-indexeren van de maximum uurprijs, net als in het verleden, met name de ouders met de laagste inkomens het hardst treft.

Niet alleen vanuit BOinK, maar ook vanuit de politiek is er de afgelopen jaren veel geklaagd over het feit dat een groot deel van de kinderopvang zowel voor de hele dagopvang als voor de buitenschoolse opvang een tarief hanteert dat boven de maximum uurprijs ligt. Dit is, zeker waar het gaat om de hele dagopvang, voor een groot deel het gevolg van het niet of onvoldoende indexeren in de afgelopen jaren.

BOinK brengt voortdurend onder de aandacht dat de feitelijke uitwerking van dit beleid voor de ouders met de laagste inkomsten betekent dat zij vaak een drie tot vier keer zo hoge eigen bijdrage betalen dan dat de wetgever heeft bedoeld. Bij een fictieve maximum uurprijs van € 10,- betaalt de ouder op basis van een de door Belastingdienst gehanteerde staffel € 0,40 per uur, namelijk de 4% eigen bijdrage. Wanneer er in praktijk € 11,-  per uur wordt gevraagd moet de euro boven de maximum uurprijs geheel door de ouder zelf worden opgebracht. De ouder betaalt dus een eigen bijdrage van € 1,40 per uur, 3,5 keer zoveel als op basis van de 4% eigen bijdrage zou mogen worden verwacht.

De uurprijs van 2024 is eenmalig extra verhoogd, juist met het argument dat de maximum uurprijs in het verleden niet of onvoldoende is geïndexeerd. Het jaarlijks uurprijsonderzoek (zie link) van BOinK, gevalideerd door het Waarborgfonds, laat zien dat de extra verhoging van de uurprijs meteen een positief effect heeft gehad op de betaalbaarheid van de kinderopvang. Dit effect treedt op bij alle inkomens, maar met name bij de laagste inkomens. Een veel groter percentage van de kinderopvangaanbieders dan in 2023 vraagt in 2024 een prijs die op of zeer dichtbij het maximum uurtarief ligt. De aanbieders die een uurtarief vragen boven het maximum uurtarief vragen een uurprijs die veel dichter bij het maximum uurtarief ligt dan in 2023 het geval was.

Het niet-indexeren in 2026 zal precies het tegenovergestelde effect hebben waarmee de betaalbaarheid van de kinderopvang voor de groep met de laagste inkomens opnieuw verder onder druk zal komen te staan. Dit knelt des te meer omdat de twee kerndoelen van kinderopvang ontwikkeling van kinderen en verhoging van de arbeidsparticipatie juist bij deze doelgroep en hun kinderen het meeste effect sorteert.

Wij verzoeken het kabinet terug te komen op het voornemen om de uurprijs in 2026 niet te indexeren. Onze suggestie is dat wanneer er financiële ruimte moet worden gevonden opnieuw te kijken naar het voornemen van het kabinet om voor alle ouders 96% van de maximum uurprijs te vergoeden. Van dit voornemen profiteren met name ouders met midden- en hoge inkomens terwijl voor de groep met lage inkomens er geen of nauwelijks positieve effecten optreden. Er bestaat een aanzienlijk risico dat zij meer gaan betalen.

Een knip waarbij de laagste inkomens tot een verzamelinkomen van bijvoorbeeld twee keer modaal daadwerkelijk minder gaan betalen door bijvoorbeeld het percentage naar 98% te verhogen en een iets minder hoge stijging voor de inkomens vanaf twee keer modaal, dus geen 96% vergoeding maar een paar procent minder, betekent nog steeds voor het overgrote deel van de huidige gebruikers van kinderopvang een zeer aanzienlijke lastenverlichting. Voor de groep ouders met de laagste inkomens en ook vaak een wat lagere arbeidsparticipatie wordt de betaalbaarheid en de toegankelijkheid daarmee vergroot. De kinderen van deze doelgroep hebben daarbij vaak veel baat bij de extra ontwikkelingskansen die kinderopvang hen biedt.

Tot slot, de kinderopvang dreigt met het niet-indexeren van de maximum uurprijs in 2026 opnieuw, geconfronteerd te worden met financieel jojobeleid. Dit beleid heeft in het verleden aantoonbaar geleid tot extra uitval van de vraag naar kinderopvang bij de laagste inkomens. Een in tijden van arbeidsmarkttekorten zeer onwenselijk effect. En zeker zo belangrijk, de kinderen van de ouders die niet of niet langer gebruik kunnen maken van kinderopvang missen daardoor de kansen die kinderopvang biedt voor een goede voorbereiding op het funderend onderwijs.