Beroepskracht-kindratio
De beroepskracht kind ratio (bkr) kinderopvang wordt ookwel leidster kind ratio genoemd. Deze bkr voor de kinderopvang geeft aan hoeveel kinderen een beroepskracht (pedagogisch medewerker of leidster) mag opvangen. Dit hangt af van het soort opvang (kinderdagverblijf, bso of peuterspeelzaal), de leeftijd van de kinderen, het aantal aanwezige kinderen, de groepsgrootte en de samenstelling van de groep. Hoe jonger een kind, hoe minder kinderen een leidster mag opvangen. Bijvoorbeeld: voor baby's (nuljarigen) geldt een beroepskracht kind ratio van 1 op 3: 1 pedagogisch medewerker mag 3 kinderen van 0 jaar opvangen. In de bso geldt voor kinderen boven de 7 jaar een leidster kind ratio van 1 op 12: 1 pedagogisch medewerker mag 12 kinderen tussen de 7 en 12 jaar opvangen.
Rekentool bkr kinderopvang berekenen
Er is een rekentool waarmee u de leidster kind ratio voor de kinderopvang kunt berekenen. Deze bkr rekentool vindt u op 1ratio.nl. De bkr voor baby's (nuljarigen) en de bso is per 2019 veranderd als gevolg van IKK. Sinds 1 januari 2019 is de bkr voor baby's één op drie. Voor 2019 was de leidster kindratio voor baby's één op vier. De beroepskracht-kindratio voor kinderen van 7 tot 12 jaar in de bso is per 1 januari 2019 ook gewijzigd: leidsters mogen nu in plaats van tien, twaalf kinderen van zeven jaar en ouder opvangen.
Waar 'leidster' staat kan ook 'leider' worden gelezen.
Hoeveel kinderen mag een gastouder opvangen?
Een gastouder mag maximaal zes kinderen t/m 12 jaar tegelijkertijd opvangen. De eigen kinderen van de gastouder tot 10 jaar worden daarbij meegerekend. Daarbij gelden de volgende leeftijdseisen:
- maximaal vijf kinderen tot 4 jaar
- maximaal 4 kinderen tot 2 jaar, waarvan maximaal 2 kinderen tot 1 jaar.
Dit staat in artikel 13 van de Ministeriële Regeling kwaliteit gastouderopvang.
Achterwacht
De achterwacht is een persoon die op afroep beschikbaar is voor de pedagogisch professional die (tijdelijk) alleen op de groep of locatie staat. De achterwachtregeling geldt voor het kinderdagverblijf, de bso en peuterspeelzaal.
In de onderstaande twee situaties moet er achterwacht zijn:
-
Er is één pedagogisch medewerker op de locatie aanwezig volgens de beroepskracht-kindratio. In deze situatie is een andere volwassene op afroep beschikbaar en telefonisch bereikbaar. Die persoon moet binnen vijftien minuten in het kindercentrum aanwezig kunnen zijn in het geval van een calamiteit en is tijdens opvangtijden altijd telefonisch bereikbaar. De houder informeert de pedagogisch professional die alleen op de locatie is over de naam en het telefoonnummer van de achterwacht.
-
Er is één pedagogisch medewerker op de groep werkzaam, waarbij niet aan de beroepskracht-kindratio wordt voldaan omdat er gebruik gemaakt wordt van de drie-uursregeling. In deze situatie moet er een tweede volwassene op de locatie aanwezig zijn omdat er tijdelijk niet aan de broepskracht-kindratio gehouden wordt. De achterwacht kan in dit geval de locatie niet verlaten maar verblijft in een andere ruimte.
Beide situaties gelden zowel voor de dagopvang als de bso. De achterwachtregeling zoals beschreven in situatie 1 geldt ook voor gastouderopvang.
De manier waarop de achterwacht op een locatie is geregeld, moet vastgelegd zijn in het veiligheids- en gezondheidsbeleid (zie Besluit Kwaliteit Kinderopvang artikel 4 lid 3f (voor kinderdagverblijf) en artikel 13, lid 3f (voor bso).
Gestelde eisen aan achterwacht
Voor de achterwacht gelden geen specifieke deskundigheids- of opleidingseisen. Of er een Verklaring omtrent gedrag (VOG) en inschrijving in het Personenregister kinderopvang (PRK) nodig is, hangt af van de betreffende situatie. De achterwacht van de gastouder hoeft zich bijvoorbeeld niet in te schrijven in het PRK. Zie verder de bijlage bij de Denklijn personenregister kinderopvang van GGD GHOR met voorbeelden van personen die zich wel of niet in moeten inschrijven in het register.
Drie-uursregeling
De drie-uursregeling is er zodat pedagogisch medewerkers pauze kunnen houden zonder dat er voor dat (half)uur een extra medewerker ingezet hoeft te worden. Ook aan het begin en het eind van de dag is het toegestaan om minder medewerkers in te zetten. Dit is om te voorkomen dat medewerkers hele lange dagen moeten maken.
Drie-uursregeling kinderdagverblijf en peuterspeelzaal
Bij minimaal tien uur aaneengesloten opvang, kan worden afgeweken van de beroepskracht-kindratio. Dat mag maximaal drie uur per dag. Die uren hoeven niet aaneengesloten te zijn. Er mogen tijdens die uren minder pedagogisch medewerkers worden ingezet. Voorwaarde is dat minimaal de helft van het vereiste aantal medewerkers wordt ingezet.
Halfuursregeling bso
Op de buitenschoolse opvang mogen er voor en na schooltijd en op vrije middagen maximaal een half uur per dag, minder pedagogisch medewerkers worden ingezet. Voorwaarde is dat minimaal de helft van het op grond van de beroepskracht kind ratio vereiste aantal medewerkers wordt ingezet. Naast dit half uur per dag is op studiedagen (van school) en in de vakantie dezelfde drie-uursregeling van toepassing als in de dagopvang. Op voorwaarde dat minimaal 10 uur aaneengesloten opvang wordt geboden.
Uren vastleggen
De afwijkende uren moeten worden vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan. De ondernemer communiceert ook actief naar ouders wanneer afgeweken wordt van de beroeps-kracht-kindratio. Als de tijden niet zijn vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan, dan mag er niet afgeweken worden van de beroepskracht-kindratio. De uren voor de afwijkende inzet kunnen op de dagen van de week verschillen, maar zijn wel iedere week hetzelfde. Dus op maandag mag er op andere uren worden afgeweken dan op dinsdag, maar op alle maandagen gelden dezelfde tijden waarop wordt afgeweken.
Tijdens de drie-uursregeling blijft het vierogenprincipe (zie uitleg elders op deze pagina) altijd van kracht.
EHBO kinderopvang
Er moet gedurende de openingsuren van de kinderopvang op elke locatie ten minste één volwassene aanwezig zijn die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp (ehbo) aan kinderen. Een kinder ehbo-diploma is dus verplicht voor ten minste één aanwezige medewerker. Dit kan zowel een pedagogisch medewerker als de leidinggevende van de locatie zijn. Op de website van de Rijksoverheid is te vinden welke certificaten gekwalificeerd zijn voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.