Hoeveel medewerkers moeten er mee?
Voor activiteiten buiten de opvanglocatie geldt dezelfde beroepskracht-kindratio als op de opvanglocatie. Het is echter aan te raden en bijna logisch dat er bij uitstapjes ‘extra ogen’ zijn. Dit hoeven geen gekwalificeerde volwassenen te zijn. Een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) is niet verplicht voor personen die incidenteel worden ingezet. Ouders of opa’s of oma’s kunnen bijvoorbeeld ook mee met een uitje. Het is aan te raden een protocol voor uitstapjes uit te werken. De oudercommissie kan de opvangorganisatie hierover adviseren. In het uitstapjesprotocol kan onder andere worden beschreven welke uitstapjes de opvang maakt en hoeveel begeleiders er mee gaan. Risicovollere uitstapjes zoals zwemmen, kunnen hier apart in vermeld worden met de voorwaarden die voor deze uitjes gelden, zoals zwemdiploma’s en leeftijden.
Goed voor de ontwikkeling
Uitjes kunnen een pedagogische meerwaarde hebben. Ze kunnen de ontwikkeling van de kinderen stimuleren. Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen heeft vooral te maken met de persoonlijke ‘competenties’ van kinderen; hoe bekwaam ze zijn in bepaalde vaardigheden? Activiteiten buiten de opvanglocatie biedt hiervoor mogelijkheden. Kinderen komen dan in aanraking met andere situaties en kunnen zo bijvoorbeeld nieuwe woorden leren. Bewegingsactiviteiten (zoals sporten en klimmen) bevorderen de motoriek (het vermogen om te bewegen). Het is belangrijk dat de activiteiten goed passen bij de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de kinderen.
Activiteiten en uitjes moeten worden beschreven in het pedagogisch beleid. De uitvoering kan beschreven worden in het veiligheids-en gezondheidsbeleid. Deze kunnen worden aangevuld met protocollen voor bepaalde risicovollere activiteiten zoals zwemmen of een activiteit bij water.